Altijd vuil

In een lang vervlogen tijdperk kwam ik al eens vuil thuis van de jeugdbeweging. Echt vuil. Ik moest me uitkleden in de garage en dan liefst in een rechte lijn naar het bad togen.

De afgelopen drie jaar heeft zich tussen augustus en oktober een gelijkaardig tafereel voorgedaan. Het regenseizoen. Dit betekent: alles in volle bloei en groei, veel beestjes, schimmel in kasten en schoenen en … stortbuien. Maar ook heerlijke temperaturen, alle schakeringen van groen en fluitende vogels die na zo’n stortbui, als de zon door het wolkendek priemt, de perfecte soundtrack vormen.

Je moet tijdens het regenseizoen uiteraard ook geregeld naar buiten, maar hoe hard je ook je best doet om nattigheid te vermijden, vroeg of laat ben je uitgeregend. Meermaals en tot op het vel.

Eenmaal uit de stadsomgeving van Chiang Mai, in noordelijke richting, begint het platteland. Hier zijn geen rioleringen of andere ingenieuze afwateringssystemen. De regen zet in een mum van tijd straten en paden blank.

U denkt: ‘Een paraplu, een auto, een paar rubber laarzen en het probleem is toch opgelost?’ Die paraplu wekt de schijn van droogte, maar volstaat niet. Rubber laarzen zijn een optie. Een auto heb ik niet, ik ben namelijk een ‘motard’. Dat laatste zorgt dus voor de nodige smeerlapperij in dezer dagen en leidt tot het telkens opnieuw uitkleden aan de voordeur.

Ik zweer daarom bij drie kledingstukken en kies functionaliteit boven stijl. Wanneer ik op pad moet met de moto draag ik steevast dezelfde donkergrijze, sneldrogende broek. Ik kan ze oprollen tot boven de knie en kom ik op mijn bestemming aan, dan rol ik ze opnieuw af en zie er toch nog redelijk respectabel uit. Met vochtige doekjes wrijf ik het vuil van benen, armen, hals en gezicht.

Daarnaast draag ik een ‘KW’, oftewel een lange regenjas die eruitziet als een oliejekker voor vissers op de Noordzee. Armen en benen blijven niet gespaard, maar ik slaag er wel meestal in om mijn romp droog te houden, op voorwaarde dat ik een extra kort regenjasje onder het lange exemplaar draag. Het ding staat in een mum van tijd stijf van het vuil. Afschuur- en wasbeurten brengen nog weinig zoden aan de dijk.

En ten slotte, met de nodige schaamte: Crocs. U kent ze wel: van die rubberachtige, totaal stijlloze, maar oersterke en waterbestendige ‘sandalen’. Ik ben erin geslaagd om een paar te vinden dat er toch net niet té aandoenlijk uitziet en dat paar draag ik dus drie maanden aan een stuk, telkens ik op pad moet.

Het behoeft geen illustratie: de vormeloze broek, de lange bedenkelijk uitziende regenjas en de Crocs. Pure survival waar fashionista’s een hartaanval bij zouden krijgen, maar bijzonder effectief in de actuele omstandigheden.

Mijn voeten zijn gedurende het hele regenseizoen echter wel fijn gepedicuurd, inclusief een stijlvol vleugje nagellak. Kwestie van de gratie niet helemaal te verliezen.

Deze column werd geschreven in opdracht van Vlamingen in de Wereld en zal verschijnen in het najaarsnummer van hun magazine.

FullSizeRender

Leave a comment