Doelloos

Vanuit mijn hangmat staar ik naar het plafond. Ik heb tijd vandaag. Mijn werk is klaar, ik heb geen training en moet niks. Ik staar en herbeleef flarden van afgelopen zondag.

Hoe voeten, ellebogen en handen schier langs mij heen zwiepten, mij bij wijlen stompten. Hoe ik bleef ploegen door het water. Het zilt dat af en toe langs neus en mond naar binnen gutste en me toch niet van mijn stuk bracht. Sterk voelde ik mij, ook toen ik uit het water rende en richting fiets ging. Sterk voelde ik me op de fiets, vlot uit het zadel op de heuvels, een stevig tempo aanhoudend. De zee links van mij, dan landinwaarts langsheen rubberbomen en landbouwvelden. Krachtig voelde ik mij. Strijdvaardig toen ik mijn loopschoenen aantrok en richting loopparcours ging. Sterker dan de verzengende hitte en het deken van vochtigheid.

Tot ik  spreekwoordelijk met mijn kop tegen de muur liep, mijn lijf zich in een totale knoop worstelde en de wolken in mijn hoofd dreigend zwart werden. Terwijl ik overschakelde op automatische piloot, werd de donkerte in mijn hoofd pikzwart. Het scherpe licht van de zon en de zinderende hitte maakten het zwart nog zwarter. De vakkundig verdrongen existentialist in mij was plots alomtegenwoordig.

Waarom ben ik hier?

Wat doe ik hier eigenlijk?

Dit is zinloos. Alles is zinloos.

Ik ben helemaal niet sterk, het is een leugen.

Alles is een illusie. Ik wil liggen en slapen. 

Het zijn oude bekenden die vroeger meer dan geregeld de binnenkant van mijn hoofd teisterden. Tegenwoordig zijn het verre vrienden, latent aanwezig, dat wel. Maar mij niet uit mijn lood slaand. Behalve afgelopen zondag dan.

Terwijl ik doelloos de vierkante centimeters van het plafond met glazige ogen aftast, vraag ik me af hoe het komt dat ik plezier schep in de trainingen, in het verleggen van fysieke grenzen, het afbeulen tijdens een race.

In de leegte van het plafond vind ik onverwacht het antwoord.

De trainingen geven zin aan wat verder een doelloos leven is. Een fysieke uitdaging heeft ook steeds een mentale zijde. Het is de enige bezigheid waarin geest en lichaam zo sterk met elkaar verbonden zijn. Het drijft de aandacht weg van zinloosheid. Ik doe het omdat ik het kan en omdat het de minst slechte illusie van doelgerichtheid is.

 Dat, samen met kijken naar schoonheid. Sneeuwwit van bergtoppen, blauw van zeeën, avondlicht op water, zon door gebladerte, woorden in boeken en muziek achter oogleden.

Vriendelijk bedank ik voor zingeving, loslaten, hopen en bidden en modegevoelig de droom leven.

Spieren tot het uiterste gespannen, blik gefocust op een punt in de verte, de zoute smaak van zweet op mijn bovenlip. Sneller en krachtiger loop, fiets of zwem ik mezelf de welkome illusie tegemoet.

20151122_062524