Tijd en boterhammen

Brussel deed haar toen steeds reikhalzend uitkijken. Het was als een juwelenkist waarin je je hand liet zakken en de rilling die het goud en zilver je bezorgde beloften in zich hield van exotische plekken en ondenkbare dingen.

Ze kwam van het platteland, maar ging ‘in dienst’ in Brussel. Dat moet begin jaren veertig zijn geweest. Er werd een gesteven schort rond haar tengere lenden geknoopt, gevolgd door een reeks precieze instructies. Ze waarde door het huis als een stille wervelwind. Efficiënte bewegingen en intussen observeren, ogen en oren de kost geven. Een woord Frans, de naam van een magasin dans la Chaussée d’Ixelles, de geur van het parfum van Madame. Ze werd deel van het geheel en zo kwam het dat zij, het plattelandsmeisje, de oorlogsjaren door zwom in de vijver van Madame, met haar allereerste badkostuum aan en Franse woorden op de tong, proevend in de gesprekken met la fille de Madame. Ze werden vriendinnen.

Samen met de oorlogsjaren verdwenen ook de zomers in de zwemvijver. Ze trok terug naar het platteland. Er kwam een man in haar verhaal. Een selfmade man, een bricoleur, een charmeur. Háár man. Voor de trouwerij trok ze samen met haar bruidsjurk haar Brusselse allure aan. Gekrulde volbruine haren, rood gestifte lippen, het parfum dat haar deed terugdenken aan alle mogelijkheden die er ooit waren geweest. Hij nam haar stevig bij de arm en zij, frank en fel, zei ja met haar ogen en haar volle mond.

Mannen werden het hoofdthema, met drie zoons en veel strapatsen tijdens de naoorlogse jaren. Zij bestierde het gezin met op vaste tijdstippen stevige kost op tafel en elke dag vers geperst fruitsap. Ze wervelde door het huis met gesteven schort. Een vaste gewoonte. Af en toe ving ze haar eigen blik in de weerspiegeling van een van de ramen. Zichzelf recht in de ogen kijkend, schouders rechtend, zei ze tot zichzelf: ‘Allez Elza, en avant!’

En vooruit ging het. De jongens werden mannen. Háár man werkte zich al rokend doorheen de dagen die af en toe stokten. Terwijl hij na het middageten even ging liggen, ploegde zij voort met een honger die niet te stillen was. Het waren haar Brusselse dagen die haar hadden doen reizen. Verre reizen naar oorden waarvan ze de naam niet kon uitspreken. Elke dag elders naartoe, elke dag opnieuw nieuwsgierig.

Haar man, bricoleur en charmeur, liet het leven in de zetel terwijl zij brood aan het snijden was. Toen ze het beleg op tafel zette, begon het haar te dagen dat het té stil in huis was geworden. Op zijn manier had hij haar toekomst beslecht. Met kleinoden en cash, voor haar bewaard in een sigarenkistje.

Ze hervond haar Brusselse elan, liet de artiest in zich los, want nu was er ruimte, nu het mansvolk was verdwenen. Ze tekende, haalde haar Frans van onder het stof, leerde een mondje Engels. Ander mansvolk vond echter de weg naar haar terug.

‘Bonjour Elza!

Oude bekenden die ze minzaam, maar kordaat afwimpelde.

Nu werd ze negentig, een getal dat in haar ogen al te veel grenzen had overschreden. Maar na al die jaren was ze er nog en daar kon ze mee leven. Een porto op de middag, op geregelde tijdstippen het haar verven, want dat grijs vond ze er te veel aan. En tijd en boterhammen.

Tijd.

En boterhammen.