BBB

Net zoals er jaarlijks paaseieren worden geraapt, lenteschoonmaak wordt gepland of een datum voor een groot onderhoud voor de gezinswagen geprikt, zo plant de gemiddelde baarmoederminnende vrouw jaarlijks het obligate ‘uitstrijkje’.

Er was een tijd, erg lang geleden, toen ik dacht dat ‘een uitstrijkje’ iets als een aanzet tot een nieuw schilderwerk was: de schilder zou aan de slag gaan met kersvers penseel, zou de dop van een gloednieuw potje olieverf schroeven en met de eerste penseeltrekken het krakende canvas beroeren.

Ik ondervond edoch te gepasten tijde aan den lijve dat mijn definitie ietwat naast de kwestie zat.

Het uitstrijkje dus. Door velen beschouwd als een ambacht die alleen kan worden uitgevoerd door de gynaecoloog. De huisarts is te min en daar gaat men naartoe voor het occasionele ziektebriefje wanneer het allemaal ‘te veel wordt’, wanneer de wratten van zoonlief bevroren moeten worden of de voorraad cholesterolverlagende pillen erdoor is.

Hier even een pleidooi ten voordele van de huisarts: die is perfect in staat om uitstrijkjes uit te voeren en dit aan een lager honorarium dan de gemiddelde gynaecoloog. Een duur woord moet namelijk duur betaald worden.

Wat honorarium betreft, zitten huisarts en gynaecoloog duidelijk op een verschillende golflengte. Er is echter wél grote eensgezindheid over een andere kwestie: het gebruik van de baarmoeder.

Dit vergt enige toelichting:

Gynaecologen (tenzij de occasionele gek of experimenteerder) zullen de vrouw niet aansporen tot het kweken van aardbeien of andere organismen die welig tieren in een warme en vochtige omgeving.

Over de te kweken inhoud van de baarmoeder is er een duidelijke consensus: een kind. Vrouwen die het project hebben opgevat om – al dan niet geflankeerd door een partner – een kind te laten rijpen in de baarmoeder, worden volmondig toegejuicht en ondersteund door hun gynaecoloog.

De opvolging van de ontwikkelende foetus is zeer intensief: onderzoeken zijn talloos, checkups niet bij te houden. De gynaecoloog staat uiterst dienstbaar aan de uitdijende zijde van de vrouw om alle mogelijke complicaties en onvoorzienigheden te bufferen. Tot de laatste zucht en puf bij de bevalling wordt de opvolging gegarandeerd. In het beste geval wordt zelfs een royale storting op de pamperrekening uitgevoerd.

Maar van toejuiching en ondersteuning (door gynaecoloog noch huisarts) is absoluut geen sprake meer wanneer de jonge kinderloze vrouw helemaal niets wil laten groeien in de baarmoeder. Sterker nog: de jonge kinderloze vrouw wenst alle risico’s op ontwikkeling van een levend organisme in die baarmoeder uit te sluiten. De techniek van sterilisatie is hierbij de ‘geknipte’ oplossing, maar bij het aanhoren van een dergelijk verzoek verandert het wit van de doktersjas, samen met de blik, in duister zwart.

Het tribunaal gaat onverbiddelijk van start. De jonge kinderloze vrouw aanhoort een preek over onnodige medische risico’s, kansen op bedenking, complexe ingreep en dies meer. Volgens de witte jas is de jonge kinderloze vrouw niet goed bij het hoofd, denkt ze niet helder, heeft ze last van een bevlieging en vertoont ze abnormaal gedrag. Ook wanneer het verzoek meermaals en over een tijdsspanne van pakweg tien jaar wordt gedaan, houden de witte jassen het been stijf.

Dat er al een slordige 7 miljard gebaarde foetussen de wereld bevolken met alle gevolgen van dien lijkt een verwaarloosbaar detail.

Uiteraard zou de economie een stevige deuk krijgen mochten vrouwen op grote schaal kinderloosheid in hun hoofd gaan halen: de verkoop van trial buggy’s, educatief speelgoed en opvoedkundige boeken – om maar een aantal dingen te noemen – zou volledig instorten. Een volgende financiële crisis lonkt dus en moet ten stelligste vermeden worden.

Een kind baren is een verworvenheid, het recht om dat niet te willen, daar moet eerst nog een horde Dolle Mina’s voor op straat komen.

Hierbij alvast een suggestie voor een welluidende naam voor deze groepering: ‘Baas in eigen Buik en Baarmoeder.’ BBB.