Dit is een triest verhaal. Erg triest. Het gaat over mijn schoenen. Zorg dat je zakdoeken bij de hand hebt.
Men beweert dat Imelda Marcos, vrouw van de overleden Filippijnse dictator Ferdinand Marcos, meer dan 3000 paar schoenen in haar bezit heeft. Dat is een getal met vier cijfers. Bij mij blijft het bij twee cijfers, desalniettemin laat ik het exacte aantal liever in het midden. Echter, mijn collectie is aan het stagneren, tegen wil en dank.
Mijn extravaganza gaat nog niet half zo ver als die van Imelda. Maar, ook ik hou van mooie dingen: natuur, woorden, kunst en mode, maar ook schoenen. Vroeger kocht ik er veel. Ik reisde zelfs geregeld af naar Barcelona om schoenen te gaan scoren. Ik deed echter ook andere steden aan: de oranje krokodillen-lederen schoenen kwamen uit Berlijn, in Porto kocht ik een paar cowboylaarsjes, in Hong Kong dan weer bruine mocassins met een blauwe punt en een paar purperen hooggehakte laarzen uit Gent …
Schoenen zijn meer dan alleen schoeisel. Ze tonen welke rol je die dag speelt of welke indruk je wenst na te laten. Ik herinner het me nog toen ik een heel aantal jaren geleden een lessenreeks Nederlands aan Poolse vrachtwagenchauffeurs moest geven. Het was een woeste bende die niet makkelijk te ‘temmen’ viel. Ik was bijgevolg strategisch in mijn schoenenkeuze en koos resoluut voor de hooggehakte purperen laarzen, om de truckers wat angst in te boezemen. Om mezelf er wat ongenaakbaarder te doen uitzien. Geen idee of mijn opzet ooit is geslaagd, maar de chauffeurs hebben me steeds minzaam en respectvol behandeld.
Vier jaar geleden verhuisde ik naar de tropen en dat was het begin van het einde van mijn schoenenfetisj.
Optimistisch als ik was, nam ik een aantal van mijn favoriete schoenen mee naar Thailand, maar al gauw begonnen ze zienderogen weg te rotten. Schimmel, vochtigheid en extreme hitte zijn dodelijke combinaties voor leder en zolen. De meeste schoenen zijn in een ijltempo ter ziele gegaan.
Het eerste aantal maanden keek ik verschrikt rond. Het schoenenuniform voor de tropen bleek Crocs te zijn, regelmatig zelfs gespot met sokken. Het alternatief was plastic muiltjes. Daar stond ik dan, met mijn fetisj, op een continent waar iedereen plastic schoenen droeg. En flip-flops (teenslippers, sletsen, strandsloefen, noem ze hoe u wil) bij eender welke gelegenheid!
Ik haat flip-flops. Correctie: ik haatte flip-flops. Na één jaar in Thailand, zo lang heb ik eraan weerstaan, kocht ik een paar en ik begon ze elke dag te dragen. Elke verdomde dag! Op flip-flops rondflopperen. Wat een degradatie. En het ergst van al, ik begon van mijn flip-flops te houden.
Meer dan een half jaar geleden verhuisde ik naar Oost-Afrika en de zaak werd alleen maar erger. Ditmaal pakte ik het beter aan en bracht enkel exemplaren mee die bestand zijn tegen stof, modder en algehele viezigheid. ’t Is nog niet zo ver gekomen dat ik rondhos in mijn rubberen laarzen (althans, nog niet, maar dra wel wanneer het regenseizoen start), ik heb ook nog een paar met hoge hakken, roze. Uit nostalgie. Maar ik flip-flopper rond. Elke dag.
Daarenboven zijn mijn voeten constant vies en vuil, wegens het alomtegenwoordige stof. Zelfs na grondig schuren en borstelen in de douche, krijg ik het stof niet meer uit de poriën verwijderd. Het zit daar voor bijna altijd, vrees ik. Ik lak nog steeds mijn nagels, maar niet langer omdat ik hou van een teint op mijn tenen, maar wel om de zwarte rand die permanent mijn teennagels siert, te verbergen.
Ik ben een flip-flop-mens geworden en ben er niet trots op.
Hopelijk kan ik op een dag teruggaan naar mijn oude zelf, een trotse schoenenverslaafde. Bij mijn occasionele bezoeken aan België open ik met een snik alle schoendozen, kijk ik met liefde en verdriet naar mijn collectie en pink in stilte een traan weg.
Deze tekst werd geschreven in opdracht van Vlamingen in de Wereld en verscheen in de lente-editie van hun magazine, maart 2017.