April en mei in Noord-Thailand betekent verzengende hitte. Een zwembad, een koude douche, liters ice tea. Niks kan soelaas brengen. Heet is heet. En toch is het oké. Ik ben vrijwillig naar hier verhuisd. I deal with it.
In maart was er het smokey season, ook niet om mee te lachen. Rook, smog, damp, dagen aan een stuk. Geen weer om buiten te komen. In december was het ’s morgens en ’s avonds koud. Temperaturen zakten tot 5 graden in de bergen. Dit zijn de tropen. Het is hier verdikke veel te koud.
Van augustus tot eind oktober was er het regenseizoen. Forse regenbuien, schimmel op de muren, overstromingen. Niet te doen.
In het Land van de Eeuwige Glimlach is het voor sommige buitenlanders onleefbaar. De lokale bevolking heeft volgens hen geen reden tot glimlachen. Toestanden hier: elektriciteit die af en toe uitvalt, het verkeer is te traag, vakmanschap is ver te zoeken, dienst na verkoop bestaat hier niet. Kwaliteitsvolle producten zijn onvindbaar.
De klagers zijn echter vrijwillig naar hier gekomen. Ze verlieten hun eigen land, op zoek naar groener gras, om hun droom in vervulling te laten gaan. Ze kwamen van ver: Australië, Engeland, de States, Frankrijk, Zuid-Korea. Hun thuisland had hen niks meer te bieden: het leven veel te duur, de mensen te zuur, de belastingen te hoog, te koud, te warm. Maar hier, in Thailand, hier ging het leven hen toelachen. Alles ging beter zijn.
Als een kat die haar eigen staart probeert te vangen, wordt geklaagd in de aanloop naar het vervullen van de droom. Wat in het thuisland misliep, daar wordt nu, aan de andere kant van de aardkloot, hevig naar verlangd. Men denkt alvast aan de volgende bestemming: Hong Kong? Oman? Parijs? Pro’s en contra’s worden afgewogen, plannen gesmeed. Intussen regent het hier, is het bloedheet, loopt het verkeer vast. De apocalyps is nabij. Klagers klagen waar dan ook, over wat dan ook. Het is een full time job, een levenswerk.
Ik hou van de geur na een fikse tropische regenbui, ik glimlach bij de verkeersstrapatsen in Chiang Mai, geniet ervan als ik een trui kan aandoen op een frisse ochtend in december. In het zwembad dobberen bij 40 graden op zondagnamiddag, brommeren langs de grens met Birma en niemand tegenkomen.
Ik hou ook van Gent, de boekenmarkt op de Ajuinlei. Spaghetti in de Vooruit, het NTG, het Paard van Troje voor een goed boek. Het Sint-Goriksplein in Brussel, het jaagpad langs de Maas tussen Namen en Dinant. Schoon.
Maar ik ben toevallig in Noord-Thailand terechtgekomen. Vrijwillig. Het gras is hier groen, maar niet groener dan elders. Anders groen. Het is hier goed.
Deze column werd geschreven in opdracht van Vlamingen in de Wereld en zal verschijnen in de zomereditie van hun tijdschrift.
Tussen Gent en Oudenaarde – België
Tussen Chiang Mai en Chiang Rai – Thailand